W a t   i s   P r i s m a
 

CULTURELE DIVERSITEIT - DINEKE STAM
Artikel uit Boekman 61, herfst 2004
> download artikel Dineke Stam(pdf)

De band tussen boerinnen, burgers en buitenlui
Musea kunnen een belangrijke rol spelen in een meerduidige benadering van cultureel erfgoed


In het huidige debat over integratie gaat het vooral over aanpassing: ‘zij’ moeten maar integreren, vinden ‘wij’. Maar wie zijn ‘zij’? En wie zijn ‘wij’? Een pleidooi voor een open blik op verleden, heden en toekomst van multicultureel Nederland.

In de tentoonstelling Unpacking Europe maakte de Amerikaanse kunstenaar Fred Wilson in 2000 een installatie van uiteenlopende voorwerpen uit de collectie van Boijmans Van Beuningen, waarvan hij altijd had gedacht dat ze Europees waren. Tot zijn verrassing lag de oorsprong van veel dingen elders in de wereld: ‘Basic things like paper, ink, glass, trousers, and the notion of zero are all imports, though now seem to have sprung from Europe, fully formed. The list seems endless. While Europe slept, medicine was developed in Egypt, footwear in Mesopotamia, the smelting of carbon steel in Tanzania. The Indians invented numbers, and the Chinese the compass.’ Na een inderdaad eindeloze opsomming komt hij tot de uitroep die als motto van dit artikel is gekozen: ‘If most Europeans have known that Europe has been such al cultural melting pot, how could there be a notion of the “exotic” (at best), or of ethnic hatred (at worst)? There are no “them” and “us”, if “we” are “them”.

In het museum van de toekomst zal een meervoudige belichting van kunst en geschiedenis ruimte bieden aan verschillende betekenissen. Nationale musea van geschiedenis en kunst zijn veelal gericht op het creëren van een samenbindende nationale identiteit. Hoe kunnen musea en erfgoed in de toekomst ook een bijdrage leveren aan het onderkennen van meervoudige identiteit, van een wereldwijd gedeelde menselijke geschiedenis vol van conflicten en machtsverschillen en tegelijk van verbondenheid? Vanuit mijn ervaring als historica en projectleider Interculturele Programma’s erfgoedbreed, schets ik hieronder een meerduidige benadering van erfgoed, die geschiedenis volop in de actualiteit plaatst.

Overeenkomsten en verschillen Interculturele (Museale) Programma’s heeft sinds 1998 gewerkt aan het (h)erkennen van culturele diversiteit in de erfgoedsector. Het project was gedurende die zes jaren ondergebracht bij de Nederlandse Museumvereniging. Opdrachtgevers waren de gezamenlijke erfgoedkoepels van archieven, monumenten, archeologen en musea en de vereniging Digitaal Erfgoed Nederland. *1

Bij Interculturele Programma’s staat het contact tussen mensen met verschillende culturele achtergronden centraal. Een individuele identiteit heeft veel meer kanten dan alleen etniciteit. Leeftijd, sekse, talent, positie in of buiten het gezin, klasse en vele andere aspecten spelen een rol. Identiteit ontwikkelt zich en kan ook tegenstrijdige elementen bevatten. Het hebben van een verschillende culturele achtergrond betekent overigens geenszins dat de verschillen de overeenkomsten gaan overheersen. Integendeel, de overeenkomsten tussen mensen zijn enorm; er is immers maar één mensheid, één menselijk ‘ras’. Maar wel is het vaak noodzakelijk om eerst de verschillen te (h)erkennen voordat je op voet van gelijkheid met elkaar kunt omgaan.

Een treffende illustratie hiervan gaf Raoel Fransen, die namens Nederlandse jongeren sprak op de Wereld aids-conferentie in juni 2004. Tevoren had hij zich vooral gerealiseerd hoe enorm de verschillen zijn tussen leven met HIV in West-Europa of Zuidelijk Afrika, maar in de ontmoeting op het congres werd hij vooral door de overeenkomsten geraakt: ‘In welke omstandigheden ook, jongeren hebben dezelfde dromen en wensen. Naar school gaan, carrière maken, een baan, een partner vinden. Een leven opbouwen.’ *2 Het erkennen van verschil of conflict is noodzakelijk voordat de overbruggende dialoog kan worden gevonden.

Het zogeheten ‘integratiedebat’ dat al een aantal jaren in Nederland woedt, gaat vaak helemaal niet over integratie, maar over uitsluiting. Dat integratiebeleid onder het ministerie van Justitie valt, is daarvoor tekenend. De toonzetting is buitengewoon negatief. ‘Niemand zegt iets over de voordelen van immigratie. Er wordt door politici en autoriteiten alleen nog maar gesproken over het beperken van de aantallen immigranten en het controleren van hun gedrag’, zo verwoordde de Britse voorzitter van de Commissie voor Rassengelijkheid Philips zijn schrik over het voorheen zo liberale Nederland. *3

De gebeurtenissen op 11 september 2001 en de politieke opkomst van en moord op Pim Fortuyn in 2002 hebben van angst een belangrijke factor in de politiek gemaakt. Latent was die angst er waarschijnlijk al veel langer, maar die werd pas na de moord op Fortuyn volop politiek uitgebuit. Ook in de cultuur voelen Nederlanders zich bedreigd. In maart 2004 kopten de kranten dat driekwart van alle Nederlanders angstig is voor het verlies van eigen cultuur. Tweederde vond dat de Nederlandse cultuur dwingend aan nieuwkomers moet worden opgelegd. Op de vraag naar de kenmerken Nederlandse cultuur noemde men vooral ‘Koninginnedag, kaas en schaatsen’. *4

Tot nog toe is het overheersende antwoord op de angst voor het verlies van eigen cultuur de formule ‘zij moeten integreren’. Dit simpele verbergt drie problemen. Wie zijn ‘zij’? Wat is ‘integratie’? En waarin moeten ‘zij’ integreren? Met andere woorden: wie zijn ‘

Wie zijn ‘zij’?
Het integratiebeleid gaat niet alleen over mensen die net in Nederland zijn aangekomen, het gaat ook over zogeheten ‘oudkomers’. Het gaat dus over immigranten. In Nederland is één term voor deze groep inmiddels erg ingeburgerd, namelijk ‘allochtonen’. Dit is van oorsprong een statistische term. Onder allochtonen verstaat het Centraal Bureau voor de Statistiek mensen die zelf, of van wie (een van) de ouders in het buitenland is/zijn geboren. Maar zijn er mensen in Nederland die zich allochtoon voelen? Die uit Allochtonië komen? Niemand voelt zich allochtoon. Het is een opgelegde identiteit en in de praktijk vaak zelfs een scheldwoord. Een Kongolese jurist en vooraanstaand mensenrechtenactivist merkt op: ‘Nederland beschouwt buitenlanders als eenheidworst. Buitenlanders zijn papier, ze bestaan niet als individu, met hun eigen kwaliteit. Je bent altijd Monsieur tout le monde. Dat stoort mij het meeste. Je wordt niet serieus genomen.’ *5

Duitsers zijn met vierhonderdduizend bijna de grootste groep allochtonen, op de voet gevolgd door Indische Nederlanders (die vaak niet meer onder de categorie ‘allochtoon’ vallen). Turkse, Surinaamse en Marokkaanse Nederlanders tellen elk rond driehonderdduizend mensen. Een op de tien Nederlanders behoort tot de groep niet-westerse allochtonen. Daaronder bevinden zich zowel een Indiase professor, een kind dat uit Nederlandse ouders in een niet-westers land werd geboren en een populaire prinses. Ik gebruik de termen migrant, mensen met een dubbele culturele achtergrond, Surinaamse Nederlanders door elkaar.

Wat is integratie?
Het andere probleem met de formule ‘zij moeten integreren’ is de miskenning van het feit dat integratie een tweezijdig proces is. Binnen het integratiebeleid is weinig aandacht voor cultuur, het ging vanouds meer over maatschappelijke participatie, vooral in werk en onderwijs. Recent is de vraag actueel of sociaal-culturele integratie op den duur de segregatie en uitsluiting zal kunnen overwinnen. De roep om eenzijdige aanpassing aan ‘de’ Nederlandse cultuur suggereert een eenduidigheid die er niet is. Nieuwe generaties groeien op met de culturele bagage van de ouders, de woonomgeving, de school en sociale omgeving, en daarin ontwikkelen zich steeds nieuwe culturele uitingen. Iedere poging om die in één strak en statisch keurslijf te stoppen, is gedoemd te mislukken en leidt tot repressie. Of zouden binnenkort alle Nederlanders verplicht worden om op schaatsles te gaan, kaas te eten en Koninginnedag te vieren?!

Wie zijn ‘wij’?
Het lijkt me dat er een enorme uitdaging ligt voor onze erfgoedinstellingen om meer inhoud te geven aan het bewustzijn over Nederlandse cultuur. Erfgoedinstellingen zijn immers bij uitstek vindplaatsen van Nederlandse cultuur. Het Prisma-project Fris je geheugen op! biedt handvaten om die uitdaging aan te gaan. Dit project sluit aan bij internationaal beleid gericht op pluralisme en culturele diversiteit van bijvoorbeeld Unesco.

Cultuur ontwikkelt zich in een kruisbestuiving van ideeën. ‘De Nederlandse cultuur is altijd in beweging geweest, niet alleen door de invloed van migranten, maar wel mede daardoor’, schrijven Rosemarie Buikema en Maaike Meijer in het eerste deel van de boekenreeks Cultuur en Migratie in Nederland. ‘De veranderingen in onze cultuur leidden in de afgelopen eeuw tot hevige maatschappelijke discussies. Daarbij kwam steeds de vraag terug: wat houdt de Nederlandse cultuur precies in? En die is onverwacht dynamisch. Culturen en tradities die migranten meebrachten – of die hen vooruitsnelden doordat Nederlanders ze al van elders hadden opgepikt – hebben zich gemengd met autochtone culturele gewoonten. Op sommige terreinen hebben culturele confrontaties niet geleid tot vermenging en wederzijdse beïnvloeding, maar juist tot afscheiding en afstoting, en tot het zich terugtrekken in subculturen.’ *6

Wat wij als ‘typisch Nederlands’ beschouwen, is doordrenkt van internationale invloeden. Er bestaat niet zoiets als ‘dé Nederlandse identiteit’; nationale identiteit is – net als individuele – meerduidig en dynamisch en zelfs tegenstrijdig. We zijn met z’n allen overal vandaan gekomen. ‘Ons’ erfgoed, onze geschiedenis is grensoverschrijdend. Uitvindingen werden vaak op meerdere plaatsen ongeveer gelijktijdig gedaan, genieën woonden op plekken die niet samenvallen met de huidige nationale grenzen. Een Nederlandse kok die in Amerika werkt, noemt nootmuskaat en kaneel typisch Nederlands. Dat klopt tegelijkertijd wel en niet. Want die specerijen zijn door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) uit de Indonesische Archipel gehaald. Nootmuskaat en kaneel zijn onderdeel van de Nederlandse cultuur geworden en dat heeft met onze koloniale en handelsgeschiedenis te maken.

Nederlands Vlechtmuseum, dat onlangs in Noordwolde is geopend, is schatplichtig aan de Indische vlechtkunst, een aspect dat tot op heden onderbelicht bleef. De motieven, het niveau en de materialen van vlechtwerk uit Nederlands-Indië hebben de nijverheid in Noordwolde enorm verrijkt. De grote stilte over ons koloniaal verleden betekent een miskenning van die artistieke invloed. Daarmee verdwijnt een begrip van het belang van Indonesië in de Nederlandse geschiedenis. Zelfs parlementariër Jeltje van Nieuwenhoven, die het museum opende, begreep niet waarom zij vroeger in haar geboorteplaats Noordwolde in een krontjongorkest had gezongen. *7

Een aardig voorbeeld van acculturatie – het zodanig ingeburgerd zijn van een van elders afkomstig cultureel element, dat de afkomst onzichtbaar is geworden – is de huidige ‘boerenzakdoek’, die onlangs in De Lakenhal is tentoongesteld. Kleur en motieven van de zakdoek zijn afgeleid van de rode halsdoeken die VOC-handelslieden zagen in India. *8

Door ‘Nederlands’ steeds in een historisch perspectief te plaatsen, nemen we verantwoordelijkheid voor onze geschiedenis, zowel voor de dingen die we nu afkeuren als voor de dingen waar we nu trots op zijn. De negentiende-eeuwse opvatting van de Nederlandse identiteit was een andere dan die van nu; het Nederlandse koloniale rijk overzee maakte daar destijds een essentieel onderdeel van uit. Nu is dat historisch besef slechts oppervlakkig aanwezig. Dat ook het huidige Koninkrijk der Nederlanden overzeese gebiedsdelen heeft en dat Antillianen dus ook Nederlanders zijn, lijkt hier minder belangrijk te zijn voor de beleving van identiteit dan op de Antillen.

Slaven kopen met schelpen
In de historische collecties van Nederland, die zich bevinden in musea, monumenten en archieven en die tezamen ‘ons’ erfgoed vormen, zijn de verwijzingen naar koloniale geschiedenis, migratiegeschiedenis en slavernijverleden talloos. Wat wel of niet tot ‘ons’ erfgoed wordt gerekend, is mede afhankelijk van wie we daartoe willen rekenen. Er is weinig discussie over de vraag of het doek waarop Isaac Israëls de gewonde KNIL-militair Kees Pop in 1882 schilderde, tot ons erfgoed behoort. Kees Pop was de naam die deze Afrikaanse man had gekregen toen hij contractsoldaat in het KNIL werd. In de negentiende eeuw zijn ongeveer drieduizend contractsoldaten in West-Afrika geronseld om in Nederlands-Indië te vechten. Indonesiërs noemden deze zwarte Hollanders belanda itam. Sommigen kwamen gewond naar Nederland. Kees Pop verbleef in het koloniaal Werfdepot in Harderwijk, toen Israëls hem portretteerde. *9 Zwart en Hollands zijn geen elkaar uitsluitende categorieën, zoals blanke Nederlanders soms denken. Niet alleen nu, ook vroeger waren er zwarte Nederlanders, vaak tegen wil en dank zoals de Afrikanen die Nederlanders als slaven naar de West brachten.

Tot meer dan honderd jaar na de afschaffing van de slavernij in de West (1863) was er weinig publieke aandacht voor dit gezamenlijke verleden. Maar ook in Nederland liggen de sporen van het slavernijverleden letterlijk voor het oprapen. Af en toe spoelen er bijvoorbeeld kaurischelpen aan op de Zeeuwse stranden. Deze historische schelpen zijn afkomstig uit wrakken van gestrande schepen van de Middelburgsche Commercie Compagnie. Kaurischelpen werden gebruikt als betaalmiddel om in Afrika slaven te kopen. Het Zeeuws archief maakte onlangs een wandeling langs sporen van het slavernijverleden in Middelburg. Het glooiende grasveld bij de haven was de plaats waar de slavenschepen vertrokken. Niet met slaven, maar met schelpen en kralen om in Afrika mensen te kopen en in Middelburg gemaakte boeien om ze gevangen te houden.

Het is onmogelijk om de Nederlandse cultuur los te zien van de Europese, ja zelfs de wereldwijde omgeving. Ieder voorwerp, archiefstuk, monument heeft een betekenis, maar krijgt die alleen doordat mensen het op een bepaalde manier ontwerpen, gebruiken of in een omgeving plaatsen. Een uitwisseling met een ander persoon, die vanuit een andere generatie, klasse, sekse, etniciteit of familie, dus met andere culturele ladingen naar zo’n voorwerp kijkt, is dus al een interculturele uitwisseling. Betekenisgeving is een ingewikkeld proces, en het is interessant om dat te analyseren. Wat om welke reden als ‘erfgoed’ wordt beschouwd, is dan de hamvraag. Binnen erfgoedinstellingen wordt dit mede door conservatoren en archivarissen bepaald. Door meer diversiteit in het personeel en meer inbreng van het publiek kan deze macht worden gedeeld.

Divers personeel
Een van de voor de hand liggende manieren om kennis over de interculturele invloeden op ‘ons’ erfgoed te ontdekken, is te werken met mensen met een dubbele culturele achtergrond. Iemand die in een Indische omgeving is opgegroeid en een zekere gevoeligheid heeft, zal eerder die aspecten van het erfgoed herkennen dan een ander. Iemand die naast Nederlands ook Arabisch spreekt, kent de tekens op een antiek bord met islamitische kalligrafie. Chinese tekens en vormen die op Delfts blauw werden geïmiteerd, kunnen makkelijker in een context geplaatst worden door een persoon die door beide culturen is gevormd. Misschien is een Curaçaoënaar beter bekend met het feit dat dé verbeelding van Nederland, Madurodam, tevens een herdenkingsmonument is voor de uit Curaçao afkomstige George Maduro, die in februari 1945 als krijgsgevangene in Dachau overleed.

In de personele samenstelling van de museum- en erfgoedsector is er een ondervertegenwoordiging van Nederlanders met een dubbele culturele identiteit en ook van zwarte Nederlanders. Dit geldt vooral voor functies in het midden- en hogere kader. Om op de lange termijn intercultureel werken tot een vanzelfsprekendheid te maken, is de aanwezigheid van mensen met dubbele etnisch-culturele achtergronden gewenst. Door dit personeel aan te nemen of samen te werken met migrantenkunstenaars ontstaat diversiteit in teams, in netwerk, presentatie, bereik en collecties van instellingen.

Ook de actieve inbreng van bezoekers in presentaties over erfgoed kan een nieuw perspectief geven. Een mooi voorbeeld hiervan is het portret in boekvorm over de multiculturele klantenkring van De distilleerketel, één van de zeshonderd nog draaiende korenmolens in Nederland. Dit monument, oorspronkelijk in 1727 gebouwd, staat midden in een Rotterdamse wijk waar mensen met meer dan honderd verschillende nationaliteiten wonen. Met het griesmeel van de molen maakt mevrouw Opstelten ouderwetse Nederlandse pudding met bessensap, terwijl de heer Massikini met het fijngemalen maïsmeel zijn favoriete recept uit Mozambique bereidt. Franco Trovato gebruikt de tarwebloem voor zijn Italiaanse macaroni met tomatensaus.

Molens zijn belangrijke onderdelen van het Nederlands erfgoed. In de zeventiende eeuw zijn molens ontwikkeld met prachtige technische vernieuwingen waarop vele Hollandse patenten rusten. De molens op de Zaanse schans zijn overgebleven uit deze periode. Al in het vroegere Perzië maakte men gebruik van de wind als energiebron. De energie van de wind verbindt mensen van allerlei achtergronden, uit alle windstreken. *10

Het benoemen van wereldwijde connecties kan bijzonder interessant zijn voor een hedendaags publiek. Zo was een van de vluchtelingen in de groep cursisten Nederlands als Tweede Taal geroerd toen hij hoorde dat de stoelen in de zogeheten rode salon van Landgoed Zijpendaal in Arnhem waren ontworpen een protestantse vluchteling uit Frankrijk, Daniel Marot.

Grensoverschrijdende geschiedenis
Ieder individu kleurt de betekenis van erfgoed anders in. Uitwisseling aan de hand van erfgoed is een rijke bron voor het herkennen van zowel overeenkomsten als verschillen tussen mensen. In voorwerpen, taal, straatnamen, documenten, planten, kruiden, bomen en struiken, eten, kleding, muziek, architectuur, schilderkunst, havens waar schepen aankwamen en wegvoeren, op talloze plaatsen zijn voorbeelden van grensoverschrijdende geschiedenis te vinden. Erfgoed hoeft niet per se te worden ingezet om nationale identiteiten te vormen, het kan ook worden gebruikt om onze identiteit van wereldburgers te versterken.

Hoe de Argentijnse tango de wereld heeft veroverd, is een mooi verhaal van grenzeloze geschiedenis. Het typerende instrument, de bandoneon, is met Duitse emigranten in Buenos Aires beland. De dans vond men bij de introductie in Nederland in 1913 ‘zedenbedervend’. Aan de Europese hoven mocht geen Argentijnse tango worden gedanst. Recent is deze dans door het huwelijk van de kroonprins met Máxima in het centrum van de Nederlandse natie is doorgedrongen. Het voorbeeld toont conflict en integratie, plezier en weemoed.

De ‘wij’ die we in ons verleden zoeken, moet een inclusief wij worden. Mét postkoloniale migranten en ex-kolonialen, mét arbeidsim- en emigranten, met slavenhouders en nazaten van slaven. Met boeren, boerinnen, burgeressen en bedelaars. Met prinsessen van Oranje en pruimentelers. We gaan het ‘wij’ dynamiseren, in plaats van de ‘ander’ te fixeren.

Dineke Stam is projectleider Interculturele Programma’s erfgoedbreed van de Nederlandse Museumvereniging

[streamers]

1 Het zogeheten ‘integratiedebat’ dat al een aantal jaren in Nederland woedt, gaat vaak helemaal niet over integratie, maar over uitsluiting
2 Op de vraag naar de kenmerken Nederlandse cultuur noemt men vooral ‘Koninginnedag, kaas en schaatsen’
3 Er ligt een enorme uitdaging voor onze erfgoedinstellingen om meer inhoud te geven aan het bewustzijn over Nederlandse cultuur
4 Wat wel of niet tot ‘ons’ erfgoed wordt gerekend, is mede afhankelijk van wie we daartoe willen rekenen
5 Uitwisseling aan de hand van erfgoed is een rijke bron voor het herkennen van overeenkomsten en verschillen tussen tussen mensen

(Endnotes)

*1 Zie voor de tussentijdse evaluatie de website van IP op www.museumvereniging.nl
*2 Trouw, 15 juli 2004
*3 de Volkskrant, 2 juli 2003
*4 Koen Koch (2004) ‘Schaatsnatie’. Column in Trouw, 2 april
*5 Jeroen Corduwener (2003) ‘Vreemdeling is verre van welkom’. Trouw, 5 juli
*6 Rosemarie Buikema en Maaike Meijer (2003) Cultuur en migratie in Nederland. Kunsten in beweging 1900-1980. Den Haag, Sdu uitgevers
*7 Berteke Waaldijk en Susan Legêne (2003) “‘Oktober 1901. Gerret Rouffaer constateert een artistieke ereschuld.’ Vernieuwing van de beeldende kunsten in een koloniale context 2001- 1901.” in : Buikema en Meijer (red) Kunsten in beweging, 1900-1980. Den Haag, Sdu, 19-39, en tv-interview in Villa Felderhof met Jeltje van Nieuwenhoven.
*8 Trouw, 12 september 2003.
*9 KNIL staat voor Koninklijk Nederlandsch-Indisch leger. Het schilderij is in bezit van het Rijksmuseum, zie www.rijksmuseum.nl/aria voor meer informatie. ‘The Black Dutchmen: African soldiers in the Netherlands East Indies’. In: Ineke van Kessel (ed) (2002) Merchants, Missionaries & Migrants: 300 years of Dutch-Ghanaian Relations, Amsterdam: KIT Publishers, 133-141.
*10 Peter Paul Klapwijk en Gerard Keijsers: Uit alle windstreken. Internationale gerechten verzameld op de molen van Delfshaven. Uitgeverij: Stichting Windstreken, Kinderdijk ISBN 9789086077329, te koop via de boekhandel of bij de molen.

> download artikel Dineke Stam(pdf)