P r a k t ij k v o o r b e e l d e n
 
GESCHIEDENIS VAN DE EIGEN OMGEVING

Titel van het project/product:
Geschiedenis van de eigen omgeving. Intercultureel erfgoedproject voor Nederlands als Tweede Taal
Naam erfgoedinstelling:
Interculturele Programma’s van de Nederlandse Museumvereniging in samenwerking met instellingen uit het hele land
Plaats:
Landelijk
Provincie:
Landelijk
Website:
www.museumvereniging.nl/nmv/ip
Citaat:
‘Nu ik deze geschiedenis ken, voel ik me meer verwant met dit land, meer thuis in de stad.’(Elvan Akyildiz)
'
Algemene informatie
Soort erfgoedinstelling:
Musea, archieven, monumenten en een archeologische opgraving.
Contactpersoon:
Dineke Stam, Nederlandse Museumvereniging, T 020-5512900,
E dstam@museumvereniging.nl, E (privé) dineke.stam@planet.nl
Samenwerkingspartners:
De Regionale Opleiding Centra (ROC’s) werkten met de verschillende erfgoedinstellingen samen bij het ontwikkelen van educatieve programma’s.
Financiering:
Subsidie van OCW, Mondriaan Stichting en VSB fonds.

Omschrijving van het project/product
Lesmap en video Geschiedenis van de eigen omgeving. Interculturele museumlessen voor Nederlands als Tweede Taal, 2003.
Gelijknamig lesmateriaal (boek voor docenten, brochures voor cursisten en een audio-cd voor in de les) Intercultureel erfgoedproject voor Nederlands als Tweede Taal.
Het lesmateriaal neemt de geschiedenis van de woonplaats van de deelnemers als uitgangspunt. In de eigen omgeving is veel interessant erfgoed te vinden. De interculturele werkwijze biedt de mogelijkheid om het culturele erfgoed te benoemen dat cursisten al bij zich dragen. Dat opent de mogelijkheid voor daadwerkelijke integratie, dat immers een tweezijdig proces dient te zijn. Een betekenisvolle kennismaking met ‘het nieuwe’ sluit vaak aan bij een herkenning van ‘het oude’. Nieuwkomers maken zich de cultuur eigen als ze de kennismaking met historisch en cultureel erfgoed kunnen combineren met verhalen over hun eigen achtergrond. Het gaat dus om herkenning én verrassing.

Locatie: Op 15 plaatsen in Nederland; Amsterdams Historisch Museum, Zaans Museum, Fries Museum, Leeuwarden, Maritiem Museum Rotterdam, Museum Catharijneconvent, Utrecht, Historisch Museum Rotterdam, Dordrechts Museum, Bijbels Openluchtmuseum, Nijmegen, Nationaal Archief Den Haag, Historisch Centrum Overijssel, Zwolle, Archiefdienst Kennemerland, Haarlem, Stichting Oude Groninger Kerken, Groningen, Stichting Vrienden der Geldersche Kastelen, Arnhem en Thermenmuseum Heerlen.
Periode:
Vanaf 1999 met musea, vanaf 2001 met andere erfgoedinstellingen.
Gebruikte media: lesmap, audio-cd, dialoog, film.
Doelstellingen: Volwassenen die Nederlands leren, bijvoorbeeld via een inburgeringcursus, in aanraking brengen met de Nederlandse geschiedenis.
Doelgroep:
Cursisten Nederlands als Tweede Taal. Het niveau van vooropleiding en taalvaardigheid liep sterk uiteen. Nieuwkomers en ‘oudkomers’ zaten vaak gezamenlijk in een cursusgroep. Het niveau varieerde van hoogopgeleid tot analfabeet. Het docentenmateriaal start dan ook met een korte omschrijving van het profiel van de cursisten. Het cursistenmateriaal van iedere stad is zoveel mogelijk op het niveau van de cursisten afgestemd. Toch opent de interactieve werkwijze ook mogelijkheden om de lessen op een ander niveau te geven. Het lesmateriaal biedt allerlei aanknopingspunten voor differentiatie.

Gekozen methodiek:
De inhoudelijke inbreng kwam meestal van de erfgoedmedewerkers; de docenten verzorgden de didactiek en lesopbouw.
De lessenseries bestaan uit drie delen. De eerste les is een voorbereiding op het bezoek aan de erfgoedinstelling en een inleiding tot het thema. In de tweede les bezoeken de cursisten de instelling. De derde les staat in het teken van evaluatie en nabespreking.
Het cursistenmateriaal van iedere instelling is in aparte deeltjes gedrukt. Het is bij de betreffende erfgoedinstelling te verkrijgen, maar voor de volledigheid ook in het boek opgenomen. De audio-cd bevat aantrekkelijk lesmateriaal, dat zowel dient om een historische sfeer op te roepen, als om de spreek- en luistervaardigheid te oefenen.

Aangesproken vaardigheden:
Spreken, luisteren, ontdekken van erfgoed op straat, zich verplaatsen in een ander, observeren, lezen, schrijven, analyseren.
Aangesproken zintuigen: Alle.
Gebruik van kunstobjecten:
Ja.
Soorten erfgoed:
Alle.

Vooraf:
Interculturele Programma’s bracht verschillende erfgoedinstellingen en onderwijsinstellingen binnen een regio met elkaar in contact om samen te werken aan het museumproject en het erfgoedproject.
Voor het Museumproject gingen de volgende instellingen samenwerken:
• Amsterdams Historisch Museum met ROC van Amsterdam
• Zaans Museum met ROC Regio College in Zaanstreek-Waterland
• Fries Museum met ROC Leeuwarden
• Maritiem Museum Rotterdam met ROC Zadkine College
• Museum Catharijneconvent met ROC Utrecht
• Historisch Museum Rotterdam met ROC Albeda College
• Dordrechts Museum met ROC Da Vinci College
• Bijbels Openluchtmuseum met ROC Nijmegen

Voor het Erfgoedproject werkten samen:
• Nationaal Archief in Den Haag en Mondriaan Onderwijsgroep in Den Haag
• Historisch Centrum Overijssel in Zwolle en het Deltion College in Zwolle
• Archiefdienst Kennemerland in Haarlem en Nova College Haarlem
• Stichting Oude Groninger Kerken in Groningen en Noorderpoortcollege in Groningen
• Stichting Vrienden der Geldersche Kastelen in Arnhem en het Rijn IJselcollege,
   Afd. Renkum
• Thermenmuseum Heerlen en ROC Eindhoven en Arcuscollege in Heerlen

Vervolg van het project:
De medewerkers van genoemde instellingen verzorgden ieder een eigen onderdeel van het lesmateriaal, in samenwerking met de medewerkers van IP. De eerste opzet werd ontwikkeld tijdens gezamenlijke bijeenkomsten. Hierna ging men in werkgroepen aan de slag. De instellingen die aan het landelijke project meewerkten, hebben het blijvend in hun aanbod opgenomen. Voor andere instellingen werkt het project als een model of ‘template’.

Verloop van het participatieproces:
Het was aan de instellingen zelf om de bezoeken met de NT2cursisten te organiseren. Dit is heel verschillend verlopen. In een enkel geval heeft de erfgoedinstelling geen groep ontvangen; in andere instellingen maakte de school het bezoek tot een vast onderdeel van het lesprogramma, zoals ROC Nijmegen deed met het Bijbels Openluchtmuseum. Het programma van drie lessen, een voorbereidende les op school, het bezoek zelf en een evaluerende les, werd ook verschillend benaderd. Sommige instellingen hielden hieraan vast, zoals het Thermenmuseum in Heerlen, andere beperkten het programma tot alleen het bezoek aan de erfgoedinstelling.
Op sommige plaatsen is het oorspronkelijke project aangepast vanwege bijvoorbeeld een nieuwe opstelling van de vaste collecte, een verbouwing of een verhuizing. Soms ook heeft men het project uitgebreid naar andere dependances van de erfgoedinstelling.

Vernieuwende aspecten van het project:
Voor een groot aantal erfgoedinstellingen was dit de eerste kennismaking met deze doelgroep: volwassenen die Nederlands leren of een inburgeringcursus volgen. Het effect was dat men de eigen collectie met andere ogen ging bekijken, omdat men in de collectie op zoek moest naar de herkenbaarheid voor deze doelgroep.
De onderwijsinstellingen konden studenten op een interactieve manier kennis laten maken met het Nederlandse erfgoed.
Voor de studenten was het vaak de eerste keer dat ze deze erfgoedinstellingen bezochten.

Publieksdoelgroep:
NT2 cursisten; inburgeraars, nieuwkomers en oudkomers.

Omschrijving van de deelnemersdoelgroep
Culturele achtergrond doelgroep:
Divers.
Culturele achtergrond van de uiteindelijke deelnemers: Een doorsnee van allochtone groepen in Nederland die een NT2cursus volgen.
Man/vrouw verhouding: Gelijk.
Leeftijdscategorie: Van jong tot oud. Twintigers die NT2 volgden om verder te studeren en oudkomers van rond de 50 en 60, die na 10 tot 15 jaar verblijf in Nederland de mogelijkheid kregen deze cursus te volgen.
Behorend tot etnische/culturele minderheid: Ja.
Leerproblemen: Het opleidingsniveau liep uiteen van universitair tot analfabeet.
Analfabetisme: Een gedeelte van de cursisten was analfabeet.
Werkloosheid: Sommige cursisten volgden het taalonderwijs om een vervolgopleiding te kunnen gaan doen. Daarmee ontstond voor hen het perspectief op een vergelijkbare baan als in het land van herkomst.

Behoeften en leervraag van de deelnemers:
Cursisten zeiden dat ze het belangrijk vonden om op deze manier kennis te kunnen maken met het Nederlandse erfgoed.

Aantal deelnemers en betrokkenen
- Directe deelnemers: ongeveer 3000.
- Bezoekers en indirecte deelnemers: ongeveer 10.000.
- Staf: 40 medewerkers van de erfgoedinstellingen en de ROC’s.

Continuïteit van het project
De samenwerkingsverbanden en de inhoudelijke programma’s die het project genereerden, worden door diverse instellingen overgenomen.

Resultaten op lange termijn
Samenwerking tussen organisaties:
De lessen werden ontwikkeld in werkgroepen bestaande uit een medewerker van de erfgoedinstelling, een docent Nederlands als Tweede Taal en een medewerker van Interculturele Programma’s. Op die manier werden vraag en aanbod optimaal op elkaar afgestemd. Mogelijk komen hier blijvende samenwerkingsverbanden uit voort.

Omschrijving van de interculturele aspecten
De erfgoedinstellingen en docenten bepaalden gezamenlijk het thema. Geschiedenis van de eigen omgeving was daarbij het belangrijkste uitgangspunt. Het onderwerp diende zich soms aan doordat een archief, een archeologische opgraving of een monument daar vanzelfsprekend aanleiding voor gaf. Zo ligt bij een monument als landhuis Zijpendaal in Arnhem de keuze voor het thema ‘wonen’ voor de hand. In de eerdere lesmap van het Museumproject Nederlands als Tweede Taal was dit thema al intercultureel uitgewerkt en daarop kon in Arnhem worden voortgebouwd.
Ook was er aandacht voor het bewaren of aan de oppervlakte brengen van het erfgoed zelf. Dit gold bijvoorbeeld voor de archieflessen in Zwolle en voor de opgraving van het Romeinse badhuis in Heerlen.

Praktische overwegingen speelden eveneens een rol. De keuze voor de Der Aa-kerk in Groningen hing samen met de goede bereikbaarheid voor de cursisten en het beeldbepalende aspect van dit en andere kerkgebouwen in de woonomgeving. Religie is bovendien een belangwekkend thema in de Nederlandse geschiedenis; dat bleek ook uit de reacties van de cursisten.

De interculturele aspecten van het onderwerp kwamen soms pas in tweede instantie echt uit de verf, onder andere door de inbreng van cursisten. Zo evolueerden tamelijk traditionele lessen over het koningshuis tot herkenbare verhalen over verjaren, trouwen en rouwen. En bij de lessen van het Nationaal Archief in Den Haag kwam bijvoorbeeld de oorsprong van een Nederlandse traditie aan bod: de viering van Koninginnedag. Andere onderwerpen zoals de migratiegeschiedenis, die in de Haarlemse lessen centraal stond, boden van meet af aan veel aanknopingspunten voor de eigen ervaringen van de cursisten.

Effect
- Evaluatie: Neem hiervoor contact op met contactpersoon Dineke Stam (zie algemene gegevens).
- Aanpasbaarheid: De lessen en thema´s die beschreven zijn in Geschiedenis van de eigen omgeving (NMV, Amsterdam, 2003), kunnen ook op andere plaatsen worden toegepast. Net als het Historisch Centrum Overijssel bevat vrijwel ieder archief ‘trouwstukken’: registers of andere documenten die informatie bevatten over huwen in het verleden. Dat geldt ook voor gegevens over migratiegeschiedenis, die in bevolkingsregisters of registers van binnenkomst terug te vinden zijn. Het ontwikkelde lesmateriaal kan door andere instellingen gebruikt worden om ook een dergelijk project op te zetten. Voorbeeld hiervan is het project ‘Veens Verleden’ van de Federatie Stichts Cultureel Erfgoed.
- Lange termijnverbanden: De erfgoedinstellingen hebben een manier aangereikt gekregen om deze nieuwe doelgroep te bereiken, namelijk via de ROC’s. De studenten hebben een kennismaking gehad met het regionale erfgoed. Dit kan leiden tot herhaalbezoek in de toekomst. Ook kan men zich hierdoor thuis voelen in de eigen omgeving.

Praktische en paradoxale valkuilen (‘lessons learnt’)
Een organisatievorm die zo op samenwerking gericht is als deze kan kwetsbaar uitpakken. Docenten moeten in veel gevallen alleen of met een enkele collega het project dragen op school. Op het moment dat zij ermee ophouden, heeft dat vaak consequenties voor de bezoeken. Die worden dan soms stopgezet of een lange tijd stilgelegd.
Daarnaast kan het moeilijk zijn om het project op te nemen in het standaard curriculum of lesprogramma. Dit kan komen doordat de docent te drukbezet is en het extra inspanning van hem of haar vraagt om het bezoek te laten plaatsvinden. Het is ook moeilijk om lesmateriaal te maken voor een doelgroep met zo’n divers opleidingsniveau: van analfabeet tot wetenschappelijk opgeleid. Dit lesmateriaal moet de docent zelf aanpassen, wat een extra inspanning vergt.
 
> download pdf 'Geschiedenig van de eigen omgeving'

> zie overzicht voorbeelden

> back